Bij de dood van Martin Bril
Zijn oog gaf gewicht aan het kleinste voorval,
De geringste gebeurtenis en vermeend
Onbeduidend gerommel; want overal
Waar een winkel opende, een eerste eend
Kwaakte of rokjes weer in de lentewind
Fladderden om nog onwetende benen,
Wist hij het wonder daarvan - een waakzaam kind-
Te zien: de kiezels werden edelstenen.
De filosoof werd een kijker, de schrijver
Werd een wijze die na de rauwe orkaan
Van glas en poeder, weg van de naijver,
Voor het alledaagse schuins opzij ging staan
Getuige van de grootsheid van het leven
Alleen de dood heeft hem dit niet vergeven
C. Gijsen.