OogpijnWelke hoorn wordt dan door dit vlies beschermdEn wie heeft het daar aangebracht, zó datIk pijn belichaam als een krasje -watEen genante kleinheid- opspeelt en kermtMijn ooglid, dat niet los mag van de manIn het wit die weer zijn scherpste messenSchurend op de bol zet, niet te lessenMoordende schraapzucht: Snijd!, IJzeren Man!De nacht is een maar halfverlichte grotJij ligt slapend naast mij, ik doe een bodOp je elleboog, je hand, je wenkbrauw,Leen mij je gezicht van een mooie vrouwIk vergeef je mijn wond, vereer je trouwEn ik surf juichend op de wimper van GodIets voor u, Mr. Colorii, ter verluchtiging en tegelijkertijd versteviging?!Koning Eenoog ziet alles, altijd de uwe,
Gijsen.